Officieel is vandaag de lente begonnen, het seizoen waar veel mensen het meest naar uitkijken.
Ik wel in ieder geval en met name geniet ik van de vogels.
Graag deel ik een stukje over seizoenen dat ik schreef voor ‘Als ik de ware tegenkom’, het boek dat ik schreef en niet uit zal geven.
Soms vind ik het leuk om een beetje te plagen en zeg dan dat ik in de herfst van mijn leven ben. De reacties klinken eensluidend verontwaardigd: “Welnee joh, jij ziet er nog hartstikke goed uit' 'Nou niet zo negatief over jezelf hoor' 'Nee zo moet je niet denken, blijf positief'.
'Maar het is toch zo, ik ben in de herfst van mijn leven'.
'Maar je bent nog hartstikke flexibel en vitaal' 'Moet je kijken wat je nog allemaal kunt' 'Jij? Jij bent nog lang niet oud'
'Als je zo denkt word je snel oud'.
Stel dat we honderd jaar worden en we verdelen die honderd jaar over vier seizoenen; het seizoen waarin alles gecreëerd wordt en tot bloei komt
is uiteraard het voorjaar, dus laten we de eerste vijfentwintig jaar de lente noemen.
De volgende vijfentwintig jaar zijn het zomerseizoen waarin we hopelijk volgroeien, gaan vlammen en zinderend van passie voluit durven leven.
We krijgen kinderen of niet, gaan misschien reizen, en waarschijnlijk zoeken we de uitdagingen en grenzen in ons werk en liefdesleven.
Zo rond ons vijftigste laat de herfst in ons leven een majestueuze grootsheid zien aan wijsheid en rijping in allerlei tinten groen, bruin, geel, rood en oranje. Inderdaad, de blaadjes vallen en sommige bomen overleven de stormen niet, maar toch, we zetten een paraplu op die vervolgens in een herfststorm van ellende binnenste buiten klapt zodat we kletsnat regenen, maar we blijven fier overeind staan.
En dan de laatste vijfentwintig jaar van ons leven.
Mijn wijze dertig jaar oudere moeder zegt altijd 'iedereen wil oud worden maar niet oud zijn'.
De mooiste winters zijn voor velen die met hagelwitte sneeuw, knalblauwe luchten, kraakhelder ijs en spannende kerstverhalen waarin alles toch weer goedkomt. We zullen sterven, geen ontkomen aan. Hoe leef je de winter van je leven en hoe verhoud je je tot het einde.
Binnen de traditionele Indiase cultuur wordt van ashramas gesproken, de vier stadia in het spirituele leven,
waarbij uiteraard werd uitgegaan van de man, maar die steeds vaker ook door vrouwen als leidraad voor een spiritueel leven worden gezien.
De eerste vijfentwintig jaar heten Brahmacharya, waarin we in de leer zijn bij een spiritueel leraar.
Vervolgens leven we de tijd van Grihasta, letterlijk “hij of zij die in een huis woont” die refereert aan de vijfentwintig jaar waarin we een gezin stichten, ons richten op wereldse zaken en dienstbaar zijn aan de maatschappij.
De daaropvolgende vijfentwintig jaar heten Vanaprasthya, wat “weg van het bos” betekent en waarin we ons steeds meer terugtrekken uit die sociale rol in een eenvoudiger levenswijze, terwijl we de verworven wijsheid met anderen delen.
En uiteindelijk trekt de sannyasin zich helemaal terug uit het wereldse leven om zich volledig te kunnen richten op zelfrealisatie en verlichting.
Zo was het ooit en dan heel wat strikter en strenger dan ik nu schets.
Daaraan voldoen is bepaald niet eenvoudig en steeds minder mensen leven de laatste fase op traditionele wijze.
Veel aspecten uit deze strakke beoefening zijn uit de oorspronkelijke context gehaald en als gevorderde vorm van yoga in intensieve trainingen en opleidingen geplaatst. De moderne mens kan de tijd en het geduld niet meer vinden om alle vier de stadia bewust te ervaren.
We leven inmiddels alsof tijd ons op de hielen zit, we rijden hard, hechten aan druk-doen en willen alles op onze bucketlist het liefst zo snel mogelijk verwezenlijkt zien. Wie weet is daar een goede reden voor en toch, wie begrijpt waar yoga over gaat weet dat overhaasten niet het antwoord kan zijn.
Ik wens je een heerlijk rustige lente!